Zaaien tegen depressie

Waarom werken in de tuin ook werken aan jezelf is 

Tuinieren is niet zomaar een huishoudelijke klus, het heeft een therapeutisch effect. Dat idee bestaat al sinds de achttiende eeuw en in haar boek Tuinieren voor de geest legt de Britse psychiater Sue Stuart-Smith haarfijn uit waarom dat zo is. Hoe kan tuinieren psychische problemen helpen oplossen?

Tekst: Ruth Desmit

1. Zaaien verhoogt je eigenwaarde

Elk zaadje houdt een belofte in en dat is goed voor je zelfbeeld. Een plantje laten groeien, geeft je het gevoel dat je iets waard bent. ‘Alles wat ik doe, mislukt’ wordt dan ‘ik kan iets’. 

Je geest gaat in interactie met de natuur en tijdens dat proces train je een heleboel waardevolle eigenschappen. Terwijl je hoopt op nieuw leven, moet je geduld hebben en volhouden. Soms moet je een mislukking accepteren en opnieuw proberen, maar uiteindelijk levert elke zelfgekweekte tomaat, zonnebloem of pompoen gigantisch veel voldoening en trots op. 

Smith zag die moestuinmagie in de verschillende tuinprojecten die ze bezocht in scholen en gevangenissen. Ze sprak met een gedetineerde die na jaren van drugsproblemen opnieuw contact opnam met zijn moeder. Eindelijk kon hij haar iets positiefs vertellen: de courgettes die hij gezaaid had in de gevangenistuin waren ontkiemd, gegroeid en gaven nu vruchten. Kinderen uit kwetsbare gezinnen toonden na een moestuinproject nieuwe competenties, meer motivatie en zelfvertrouwen.

2. Een tuin helpt je omgaan met verlies

Hoewel we in ons dagelijkse, hoogtechnologische leven het liefst zo min mogelijk stilstaan bij de dood, haalt die ons altijd in. We durven al eens vergeten dat we in onze individuele eindigheid deel uitmaken van een eeuwige. Met je handen in de aarde wroeten, helpt je dat grotere geheel opnieuw te ervaren. Een tuinier zoekt voortdurend naar evenwicht: tussen mens en natuur, tussen leven en dood. Terwijl je het land bewerkt en alle seizoenen ziet passeren, leer je het sterven accepteren als onderdeel van het bestaan in plaats van de dood als tegenstander te zien. Dat geeft gemoedsrust en ruimte voor nieuwe energie. 

Daarnaast kan een tuin je helpen om te rouwen. Omdat de natuur zich niet laat raken door je emoties kunnen bomen of struiken gemakkelijker troost bieden dan de aanwezigheid van andere mensen. Het is er stil genoeg om je eigen gedachten te horen en je verdriet zonder oordeel te laten bestaan. 

Smith voegt eraan toe: ‘Doordat een tuin niet sterft als wij sterven, voelen we dat er iets goeds blijft voortbestaan. Dat is de meest constante troost die een tuin kan bieden.’

3. Geen beter medicijn dan de natuur

Al in de negentiende eeuw merkte Florence Nightingale dat patiënten sneller herstelden als de verpleging hen af en toe meenam naar buiten. In de jaren 80 bleek uit een baanbrekend onderzoek van psycholoog Roger Ulrich dat patiënten die vanuit hun ziekenbed uitkeken op bomen minder medicijnen nodig hadden en sneller naar huis konden. En een recenter onderzoek toonde aan dat een plant op de kamer de hartslag en bloeddruk van de zieke verlaagt en de stemming verbetert. Dat komt omdat tuinen, net als muziek, een kalmerende en structurerende werking hebben op onze hersenen. Frisse lucht en daglicht worden soms vergeten antibiotica genoemd. ‘Als je ziek en zwak bent, is elk beeld op de natuur bevorderlijk’, stelt Smith in haar boek. En dat heeft alles te maken met spiegelneuronen. Wanneer je beweging waarneemt, zoals het ruisen van bomen, laten die neuronen het aanvoelen alsof je zelf beweegt. Alleen volgt de fysieke reactie niet op wat je hersenen ervaren, maar het innerlijke genoegen is er wel. De zachte vormen van de natuur voorzien zieke mensen bovendien van zintuiglijke prikkels die precies van de juiste sterkte zijn. In tegenstelling tot stedelijke omgevingen, waar onze hersenen het veel lastiger hebben om alle visuele indrukken te verwerken. 

4. Tuintijd bestrijdt burn-out en depressie

Volgens Smith leven we in een lineaire tijd waarin het bon ton is om lange dagen te werken en altijd druk, druk, druk te zijn. We negeren onze lichamelijke behoefte aan rust en herstel waardoor onze hersenen niet de tijd krijgen om al die ervaringen te verwerken en te onthouden. Op dat moment verliest het leven aan betekenis en raak je ontkoppeld van je gevoelens, je eigen lichaam en omgeving. 

Smith bezocht een project in Zweden dat tuintherapie gebruikt om burn-out te behandelen. In een programma van drie maanden leren patiënten opnieuw verbinding te maken, door kleine relaties aan te gaan met dingen in de tuin. Na twee weken vinden ze hun nieuwsgierigheid terug, nog een maand later slapen ze beter en neemt hun spierspanning af. Bovendien brengt het repetitieve en eentonige werk in een tuin je in een soort flow, een toestand van aangename concentratie die niet belastend is. Op dat moment komen er neurotransmitters vrij die een antidepressieve werking hebben. En daarbij moet je wel vaart minderen, want over het ritme van de natuur valt niet te onderhandelen. Doordat tuintijd cyclisch is, ervaar je het geruststellende idee dat het leven altijd doorgaat. En dat elk seizoen terugkeert met nieuwe kansen.


Bestel het magazine

Dit artikel werd gepubliceerd in OH GOD! nr. 3. Wij zorgden voor de coördinatie, een deel van de redactie en het grafisch ontwerp.

Bestel jouw exemplaar

Rosalien

Ontwerpt, tuiniert, bakt, naait, reist en probeert duurzaam te leven. Vrouw van Piet en mama van Helder.

Vorige
Vorige

‘Plots ontdek je: het leven is een wonder’

Volgende
Volgende

Van thuiskantoor naar metaversum