‘Plots ontdek je: het leven is een wonder’

Kardinaal Jozef De Kesel na de beproeving 

Op 17 juni 2022 wordt kardinaal Jozef De Kesel 75 jaar, een verjaardag waarvan hij zich extra bewust is. Niet alleen door de ziekte waar hij al twee jaar tegen vecht. 75 worden betekent ook dat hij zijn ontslag als aartsbisschop van Mechelen-Brussel zal aanbieden aan paus Franciscus. De kardinaal is beproefd, net als zijn Kerk.

Tekst: Piet De Loof en Koen Vlaeminck | Foto's: Emy Elleboog

 

Hoe gaat het nu met u? 

Kardinaal De Kesel: ‘Beter, veel beter. Ik durf nog niet te zeggen: goed. Om de drie maanden moet ik op controle, straks in augustus een laatste keer. Pas daarna zal ik, hopelijk, kunnen zeggen: ik ben genezen.’

Wat ging er door u heen toen u de diagnose vernam? 

‘De dokter die me behandelde, zei meteen: het is behandelbaar. Het is curatief, niet palliatief. Niet dat ik daardoor echt gerustgesteld was, maar het hielp me om niet in paniek te geraken. Het speelde natuurlijk wel eens door mijn hoofd: is dit nu het begin van het einde? Kanker is kanker hé.’

Van wie kreeg u in die eerste momenten de meeste steun?

‘Ik heb meteen mijn familie verwittigd – ik kom uit een groot gezin – en mijn beste vrienden. Je wilt zoiets delen, je wilt er niet mee alleen zijn en je zoekt de nabijheid van mensen die je dierbaar zijn. Ik heb natuurlijk geen partner, maar ik zag hoe dat was bij mijn schoonbroer, de echtgenoot van mijn zus, die in dezelfde periode ziek werd. Mijn zus stond hem bij, ging mee naar alle onderzoeken, ze sprak over zijn ziekte alsof het ook de hare was. Stabat mater dolorosa – hem nabij zijn, dat was het enige wat ze kon doen. Dat was mooi om zien – ik zag op die momenten de intensiteit en kostbaarheid van een goed huwelijk.’

De kerk is niet de wereld, de wereld is oneindig veel groter dan de kerk
— Kardinaal Jozef De Kesel

Vond u steun in het geloof?

‘Zeker, maar ik wil voorzichtig zijn met dergelijke uitspraken – ik wil geen misbruik maken van het geloof. Het geloof lost jouw problemen niet op, je beleeft het gewoon anders. Zo merkte ik dat sommige gebeden voor mij een extra dimensie kregen, een bijkomende laag. Ze drukten uit wat er in mij leefde. Bijvoorbeeld de woorden waarmee het getijdengebed begint: God kom mij te hulp; Heer haast U mij te helpen. Die had ik zo vaak uitgesproken, maar nu kregen ze een heel specifieke betekenis.’

Werd u vaak aangesproken over welke rol uw geloof speelde?

‘Dat gebeurde, ja. Ik herinner me één bijzondere ontmoeting, in de wachtzaal voor een chemokuur. Iedereen zit daar samen, zwijgend, met zo’n fles vocht die je vooraf moet opdrinken. Maar op een keer zat ik daar alleen met een vrouw, en ik zag ze kijken naar mijn Romeinse boord. Meneer, gij zijt priester zeker? Ik zeg: dat klopt, ja. Waarop ze zei: goh, ik zou ook graag gelovig zijn, dan is alles toch veel gemakkelijker. Ik antwoordde: ik weet dat toch niet, mevrouw. Ik ben gelovig, ja, maar dat lost mijn problemen niet op. Zelfs Jezus was bang om te sterven. Ja, zei ze, dat is waar … Die ontmoeting is me bijgebleven.’ 

U spreekt over uw ziekte als een beproeving.

‘Een beproeving is iets waar je onverwacht mee wordt geconfronteerd. Plots sta je ervoor en alles verliest zijn evidentie. We maakten dat allemaal mee door corona: plots was het niet meer evident om mensen te ontmoeten, om naar een winkel te gaan, plots beseften we hoe broos we als mensen eigenlijk zijn. Ook door zo’n kankerdiagnose verliest alles zijn evidentie: opstaan, eten, mensen ontvangen … En het is niet omdat je gelovig bent dat je niet beproefd kan worden. Je geloof wordt er wel door uitgedaagd. Toen men mij ernaar vroeg, antwoordde ik altijd: we zijn in Gods handen, ik geef mij over. Met overgave bedoel ik geen fatalisme. Wel vertrouwen.’

Niet secularisatie of atheïsme is de grote bedreiging voor het christendom, wel de houding dat religie niets te maken heeft met de samenleving
— Kardinaal Jozef De Kesel

Mensen die in de zorg werken, zeggen wel eens dat de wereld van de zieken afgescheiden is van de rest van de wereld, dat het een soort parallelle wereld is met een eigen dynamiek. Heeft u dat ook zo ervaren?

‘Ik heb heel wat pastorale zieken-bezoeken afgelegd, maar dit was inderdaad niet te vergelijken. Ik kwam een wereld binnen die ik niet kende, maar waarvoor ik grote eerbied heb gekregen. Niet alleen voor wat de geneeskunde allemaal vermag – we staan aan de wereldtop – maar ook voor de fijnheid en delicaatheid van de zorg, het geduld ook. Ook door andere patiënten of mensen met wie je in een wachtzaal zit, kom je in een andere wereld terecht. En dat is belangrijk, want wij lopen het gevaar om te blijven zitten in onze eigen wereld waar alles evident is. Er zijn zoveel werelden die wij niet kennen, en waar we misschien snel een oordeel over klaar hebben.’

Na een zware ziekte hoor je dikwijls dat mensen anders kijken naar het leven. Andere prioriteiten stellen. Bent u veranderd?

‘Ook daarin wil ik voorzichtig zijn; ik ben natuurlijk dezelfde persoon gebleven. Maar toch, als je een beproeving doormaakt, word je uitgenodigd om authentieker te leven, om terug te keren naar het essentiële. En plots ontdek je: het leven is een wonder. Dat er liefde is, vriendschap, dat mensen voor elkaar zorgen – dat is toch fantastisch? Als ik nu opsta, kan ik zo gelukkig zijn dat ik leef. Mijn ziekte heeft mij als persoon niet veranderd, maar je beleeft sommige dingen wel anders. Zo heeft het gebed voor het eten sinds mijn ziekte een extra lading gekregen. Voor chemopatiënten is dat namelijk vaak een groot probleem: niet kunnen eten, niets kunnen smaken. Ik ben me ook meer bewust geworden van mijn leeftijd. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik ouder werd – ik had ook geen problemen die me daaraan herinner-den. Maar nu besef ik: in juni word ik 75, het grootste deel van mijn leven ligt achter mij. En het zal nooit meer zal zijn zoals vroeger.’

Zoals voorzien in het kerkelijk recht, zal u aan de vooravond van uw 75ste verjaardag uw ontslag aanbieden aan de paus. Met welk gevoel zal u dat doen?

‘Ik doe mijn taak graag en sta niet te trappelen om te kunnen stoppen, maar het schrikt me ook niet af. Het is een bladzijde die wordt omgedraaid. Ik klaag daar niet over, er is een zekere aanvaarding in mij. (denkt even na) Ik kijk er alleszins naar uit om nog vaker mensen te kunnen bezoeken, in te gaan op uitnodigingen. Iedere ontmoeting is zinvol, ook al is het niet meteen in functie van je werk of verantwoordelijkheden. En ik zal ook meer tijd hebben om te lezen.’

Ik aanvaard nu dat ik nooit meer zal zijn zoals vroeger
— Kardinaal Jozef De Kesel

U staat bekend als een fervent lezer, ook van romans.

‘Alle kunst opent je blik op de wereld, leert je verder kijken dan de waan van de dag, zeker literatuur. Je kunt een artikel lezen over een bepaalde ziekte, je kunt een rapport lezen over armoede onder alleenstaande moeders, maar een roman trekt je die wereld echt binnen op zo’n fijnzinnige, genuanceerde manier. Literatuur kan het hele menselijke bestaan omvatten, het is kunst waar over elke zin is nagedacht. En toch staat literatuur niet los van de wereld, net als theologie.’

Hoe bedoelt u dat?

‘Voor mij is theologie altijd meer geweest dan een afstandelijke wetenschap, of leerstof. Theologie heeft mij altijd geholpen om mij telkens opnieuw te positioneren in onze complexe samenleving, en niet alleen intellectueel. Theologie heeft me ook geholpen bij existentiële vragen.’

Wie heeft u daarbij beïnvloed of geïnspireerd?

‘Je moet weten: toen ik in 1965 aan het seminarie ging studeren, liep het Tweede Vaticaans Concilie op z’n eind. De voorbije twee jaar had ik de vernieuwingen van het Concilie al ervaren in mijn geboortedorp Adegem. Ik hielp er de onderpastoor en maakte de veranderingen vanaf de eerste rij mee. Letterlijk zelfs: ik herinner mij hoe de priester de eucharistie in het Latijn bracht, terwijl ik in het Nederlands voorlas. Het was een periode vol uitdagingen. Van 1968 tot 1974 studeerde ik in Rome, een bijzondere tijd. Ik had het geluk in het Belgische College terecht te komen in een sfeer van grote openheid, er was een geest om te delen en er ontstonden vriendschappen voor het leven. Het was een enorm vruchtbare periode om theologie te studeren, vlak na het Concilie en met de grote theologen van toen: Edward Schillebeeckx, Karl Rahner, de nouvelle théologie in Frankrijk, met Chenu, de Lubac … – monumenten van eruditie! Maar wellicht kwam de grootste invloed van Dietrich Bonhoeffer. Zijn bundel gevangenisbrieven (‘Verzet en overgave’) hebben een werkelijk onvergetelijke indruk op mij gemaakt.’

Wat sprak u daarin zo aan?

‘De boodschap dat religie nooit apart kan staan van de samenleving. Dat je geen christen kunt zijn zonder een tijdgenoot te zijn, zonder de uitdagingen van vandaag te beleven. Ze verwijten paus Franciscus soms dat hij zich te veel bezighoudt met maatschappelijke problemen, maar stel je voor dat christenen zeggen: Oekraïne, armoede, de ecologische uitdagingen? Och, maar daar hebben wij niets mee te maken, voor ons tellen alleen de binnenkerkelijke aangelegenheden. Dat zou absurd zijn! Niet de secularisatie of het atheïsme is de grote bedreiging voor het christendom, maar wel de houding dat religie niets te maken heeft met de samenleving.’

Het is ook de boodschap in uw boek ‘Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving’: het probleem is niet dat we met minder christenen zijn, het zou pas een probleem zijn als we niets meer te betekenen hebben.

‘De voorbije eeuwen leefden we in een wereld die christelijk was. Dat is comfortabel, maar dat is niet noodzakelijk de omgeving waarin het christendom echt zichzelf kan zijn. De Kerk is niet de wereld, de wereld is oneindig veel groter dan de Kerk. Sommige mensen hebben de indruk dat we alles aan het verliezen zijn omdat we niet meer iedereen bereiken. Ze zien dat als een teken van verval. Maar dat is niet waar! In het hele Nieuwe Testament ga je geen enkele tekst vinden die erop neerkomt dat de hele wereld Kerk moet worden. We moeten wel aanwezig zijn in de samenleving, een teken zijn van Gods liefde en universele broederschap.’

Zijn er initiatieven bij ons of in de wereldkerk die dat in het bijzonder uitdragen?

‘O, er zijn er vele. Ik ging onlangs naar een viering van Sant’Egidio – hun spiritualiteit en werk met de armen kan een teken zijn dat anderen aantrekt. Ik denk ook aan initiatieven in de Oude Abdij in Drongen, die opvallend veel jonge mensen aantrekken. Ik noem er nu maar twee, en ik wil niet enkel de bekende noemen. Ook op zoveel andere plaatsen wordt mooi werk verricht. Zo zijn er in Brussel veel vrijwilligers die maaltijden geven aan daklozen. Wat ik ook mooi vind, is de invloed van gemeenschappen die uit de migratie komen. Hier in Mechelen hebben we bijvoorbeeld twee grote Chaldeeuwse gemeenschappen. Je voelt dat het landschap begint te veranderen.’

U bent dus zeker niet pessimistisch?

‘We moeten de situatie aanvaarden; we leven niet meer in een christelijke wereld. Et alors? In heel het Nieuwe Testament spreekt men over de Kerk die in de diaspora leeft – uitgezaaid, verspreid over de hele wereld. En dat is ook geen probleem. Dit betekent niet het einde van religie, alleen dat religie een andere positie inneemt. Het wordt pas een probleem als religie een pure privézaak wordt en niet meer betrokken is op de maatschappij. Dan is het gedaan.’ 

Het interview werd afgenomen in het Bisschoppelijk paleis in Mechelen door Piet. © Emy Elleboog

Bestel het magazine

Dit artikel werd gepubliceerd in OH GOD! nr. 3. Wij zorgden voor de coördinatie, een deel van de redactie en het grafisch ontwerp.

Bestel jouw exemplaar

Vorige
Vorige

Luisteren naar verhalen: onze favoriete podcast

Volgende
Volgende

Zaaien tegen depressie